Casus
Op de SEH wordt een man van 64 jaar binnen gebracht na een aanrijding op de fiets. De medische voorgeschiedenis van de patiënt bestaat uit hypertensie en een TIA 1 jaar geleden.
De primary survey toont het volgende:
A: Vrij. Head blocks
B: Geen bijzonderheden
C: RR 90/40 p120. FAST echografie: vrij vocht rondom de milt
D: E2M5V3. Pupillen PEARL. Glucose 5.6. Forse hoofdwond rechts pariëtaal
E: Normale temperatuur, geen andere traumata zichtbaar
Dilemma
Er lijkt zowel sprake te zijn van een hemorragisch shock (HS), op basis van een bloeding in de buik, als een traumatisch hersenletsel (TH). Dit brengt de arts in een tweestrijd met betrekking tot de bloeddruk.
Enerzijds beschrijft het concept van “permissive hypotension” dat een lage bloeddruk geaccepteerd dient te worden om verergering van de bloeding te voorkomen (“Don’t pop the clot”). Aan de andere kant, willen we voldoende cerebrale perfusiedruk (CPP) bij deze patiënt met een mogelijk verhoogde intra-craniële druk (ICP). Dit betekent dat we juist wel een hogere bloeddruk nastreven, aangezien we weten dat CPP = Mean Arterial Pressure (MAP) – ICP (“Don’t drain the brain”).
Permissive hypotension
Het concept van permissive hypotension bestaat al langere tijd. Water Bradford Cannon (1871-1945), een Amerikaanse fysioloog, beschreef al: “injection of a fluid that will increase blood pressure has dangers in itself…if the pressure is raised before the surgeon is ready to check any bleeding that might take place, blood that is sorely needed may be lost”. In 1991 verscheen een artikel van vaatchirurg Crawford 1 die in een editorial beargumenteerde dat zijn hoge succespercentage bij behandelingen van aorta rupturen voorkomt uit de lage bloeddruk die hij hanteerde bij zijn patiënten. Ondanks dat zijn verslag in de huidige wetenschap weinig navolging zou vinden (single-center, retrospectief, niet geblindeerd, niet gecorrigeerd voor confounders) is de theorie overgenomen en met succes toegepast in de militaire setting.
Permissive hypotension gaf in een groot aantal dierstudies een vermindering van de sterfte ten opzichte van de andere groepen 2, echter in mensen is het voordeel minder duidelijk aangetoond 3.
In de praktijk
Of deze mens- en dierstudies overeenkomen met de trauma patiënten op de spoedeisende hulp in Nederland is zeer de vraag. In de meeste studies werden doorgaans alleen kristalloïden gegeven als vulling, wat bij grote hoeveelheden coagulopathie in de hand werkt. Volgens de huidige richtlijnen gaat men bij HS al sneller over tot het geven van bloedproducten. Bovendien zijn veel studies uitgevoerd bij militairen, terwijl de oudere trauma patiënt (die wellicht minder goed een periode van hypotensie accepteert) zich juist regelmatig op de SEH presenteert met een combinatie van traumatisch hersenletsel en (stomp) trauma. In de laatste editie van de ATLS (10th edition) wordt niet genoemd welke waarden men zou moeten nastreven bij permissive hypotension. Wel dat het accepteren van een “lagere dan normale bloeddruk” slechts een bridge is tot definitieve behandeling en het doel altijd adequate orgaanperfusie blijft.
Traumatisch hersenletsel
Het doel van de behandeling bij patiënten met een geïsoleerd TH is het voorkomen van secundaire hersenschade. Bryan Jennet (1926-2008), een Engelse neurochirurg werkzaam in Glasgow, hielp mee met het ontwikkelen van de Glasgow Coma Scale en beschreef al het belang van het voorkomen van hypotensie bij deze patiënten. In de richtlijn van de Brain Trauma Foundation werd daarom in 2007 geadviseerd om een minimale systolische bloeddruk (sRR) van 90mmHg te handhaven. Echter, sinds 2016 wordt geadviseerd om de sRR minimaal 100mmHg te houden 4, hetgeen ook letterlijk is overgenomen in de ATLS richtlijn.
Dit advies is voornamelijk gebaseerd op 2 studies. Eén studie 5 was een retrospectief cohort van 15,733 patiënten met een geïsoleerd TH. Zij keken naar de ideale admission bloeddruk en bij welke drempel er een significante toename in mortaliteit was. Zij concludeerden dat de sRR minimaal 100mmHg moet zijn voor een significante vermindering in mortaliteit. De tweede studie 6 was prospectief en analyseerde 60 patiënten met geïsoleerd TH met GCS<9. Zij zagen dat de tijdsduur dat een patiënt tijdens de opname een sRR <110mmHg significant gecorreleerd was aan de mortaliteit op 12, 24 en 48 uur na opname. Let wel, het gaat hier om ongerandomiseerde, prospectieve data.
Mortaliteit bij trauma
De PROPPR trial 7 onderzocht het beleid bij massaal bloedverlies van multitrauma patiënten. In een post-hoc analyse van deze studie zag men bijna een 3 keer hogere mortaliteit in patiënten met TH (50%) in vergelijking met HS (17.5%). Interessant was dat de mortaliteit van patiënten met een combinatie van deze aandoeningen (51%) gelijk was aan de groep met geïsoleerd TH (50%). Dit doet vermoeden dat TH een zeer belangrijke determinant is in de mortaliteit.
Bottom Line
De bewijsvoering van zowel permissive hypotension bij HS als minimale bloeddruk handhaving bij TH is beperkt. Grote gerandomiseerde studies over deze onderwerpen zijn gering in aantal door de ethische bezwaren die dit met zich meebrengt. Dit geldt met name voor patiënten uit onze casus, die een combinatie hebben van een TH en HS. Alle beperkingen van het onderzoek tot dusver in ogenschouw nemend, zijn wij van mening dat bij het vermoeden op ernstig traumatisch hersenletsel het handhaven van een minimale sRR van 100mmHg kan worden verdedigd, in lijn met de aanbevelingen van de Brain Trauma Foundation.
Dit betekent echter niet dat we terug moeten naar agressieve resuscitatie met kristalloïden, maar een gebalanceerde behandeling waarbij handhaven van cerebrale bloedflow, vermijden van coagulopathie, acidose en natuurlijk zo snel mogelijk controleren van een traumatische bloeding centraal staan.
Referenties
1. Crawford ES. Ruptured abdominal aortic aneurysm. Journal of vascular surgery 1991;13:348-50.
9. ATLS Student Course Manual. 10th edition 2018.
Auteurs: Jim Smithuis, AIOS Anesthesiologie en Jeroen Hermanides, Anesthesioloog
Reviewer: Cara Jager, SEH-arts KNMG
Wederom een hele mooie samenvatting op fan0fEM. Twee toevoegingen:
1. Het gebrek aan bewijs voor een zgn “hypotension threshold”: Eerder onderzoek bij patiënten met TBI heeft laten zien dat er een lineaire relatie is tussen bloeddruk en outcome, tot ver boven de veel gehanteerde 90 of 100 mmHg (die slechts gebaseerd zijn op expert opinion). Er zijn tot op heden geen RCT;s gedaan naar de optimale threshold, maar het zou heel goed kunnen dat die een stuk hoger ligt dan momenteel wordt aangenomen. (voor meer info: JAMA surgery 2017; 152(4):360-8
2. Het bewijs voor de “popping the clot hypothese” komt (zoals benoemd) louter uit dier-experimenteel onderzoek. Ook is er geen bewijs dat een lagere bloeddruk geassocieerd is met minder bloedverlies/ een lagere transfusie behoefte. Permissive hypotension heeft daarnaast ook nadelen (o.a. de ontwikkeling van een significante metabole acidose en coagulopathie). Tegenwoordig wordt daarom vaak “novel hybrid resuscitation” toegepast, waarbij een periode van hypotensie geaccepteerd wordt, gevolgd door “targetted resuscitation”. (zie o.a. BJA 2014;113: 266-75). Er is weinig tot geen bewijs voor hoe lang de periode van permissive hypotension “mag” duren, maar vaak wordt maximaal 1 uur aangehouden. dat uur is vaak al (grotendeels) verstreken voor de patient op de SEH gepresenteerd wordt….
Beste Ewoud,
Zeer bedankt voor deze nuttige aanvullingen.
Grt. Jeroen